Nieuwe schriftelijke vragen aan college inzake aankoop pand Brigittenstraat door Burgemeester
Nieuwe schriftelijke vragen aan college inzake aankoop pand Brigittenstraat door Burgemeester
Utrecht, 12 mei 2000
SCHRIFTELIJKE VRAGEN
van mr R.F. Ruers
Niet alleen moet ik helaas vaststellen dat u mijn eerdere vragen van 1 mei jl. nauwelijks beantwoord hebt, maar ook dat uw antwoord mij weer aanleiding geeft om aanvullende vragen te stellen.
Uit de door u geschetste gang van zaken moet afgeleid worden dat de burgemeester, op zoek naar een woning - hetgeen zij gemeen heeft met zeer vele inwoners van deze stad - kennelijk zich gewend heeft tot de afdeling Monumenten van de Dienst Stadsontwikkeling en daar navraag gedaan heeft naar de mogelijkheden van de aankoop van een monumentenpand. Door de afdeling Monumenten werd de burgemeester naar woningcorporatie Mitros verwezen.
Dat brengt mij tot de volgende vragen:
- Staat de mogelijkheid om een beroep te doen op de afdeling Monumenten open voor alle woningzoekenden?
Zo ja, bent u bereid over die mogelijkheid in het algemeen informatie te verschaffen zodat iedere burger van die faciliteit gebruik kan maken?
Zo nee, waarom niet?
- Bent u het met mij eens dat het de schijn van bevoordeling heeft indien de burgemeester, op zoek naar huisvesting, zich tot een gemeentelijke dienst wendt?
- Gebeurt het vaker dat woningzoekende particulieren zich bij de afdeling Monumenten vervoegen en hoe wordt daarop door de afdeling gereageerd?
- Bestaat er een bijzondere relatie tussen de afdeling Monumenten en woningcorporatie Mitros, het vroegere gemeentelijke woningbedrijf?
- Als het juist is dat, zoals Mitros in het UN van 10 maart jl. meldde, Mitros de woning Brigittenstraat 5 niet aan de burgemeester heeft aangeboden, hoe heeft de burgemeester dan kennis genomen van het feit dat het pand kennelijk te koop was?
- Welke rol heeft de afdeling Monumenten daarbij gespeeld?
U vermeldt voorts in uw antwoorden dat de burgemeester 'zoals in dezen te doen gebruikelijk' doorverwezen is naar Mitros. - Wat moet worden verstaan onder 'in dezen te doen gebruikelijk'?
Ook vermeldt u dat de burgemeester op enig moment een koopovereenkomst met Mitros heeft gesloten voor het pand Brigittenstraat 5. - Op welke datum heeft de burgemeester de koopovereenkomst met Mitros gesloten?
Voor de woning heeft de burgemeester, zo meldt u, 'een vaststaande, niet onderhandelbare prijs betaald'.
- Welke prijs heeft de burgemeester betaald voor het pand Brigittenstraat 5?
- Wat verstaat u onder een vaststaande, niet onderhandelbare prijs?
- Is de door de burgemeester betaalde prijs gelijk of nagenoeg gelijk aan de koopsom die voor het pand geldt in het economische verkeer?
- Is het naar uw mening juist dat, indien de door de burgemeester betaalde koopprijs lager ligt dan de koopsom die Mitros had kunnen verkrijgen bij een openbare aanbieding, Mitros daardoor is benadeeld?
- Bent u het met mij eens dat, indien de door de burgemeester betaalde koopprijs lager ligt dan de waarde van de woning in het vrije economische verkeer, de burgemeester daarmee bevoordeeld is?
- Bent u het met mij eens dat de waarde van de woning Brigittenstraat, bij een normale, openbare verkoop, zeker 1,5 miljoen gulden zou zijn?
- Bent u met mij van mening dat het alleszins waarschijnlijk is dat, indien de woning Brigittenstraat 5 op de gebruikelijke wijze aan de hoogstbiedende zou zijn verkocht, de opbrengst van de verkoop hoger zou zijn geweest in vergelijking met de situatie waarin Mitros het pand onderhands aan de burgemeester heeft verkocht?U stelt voorts dat Mitros voor de verkoop van de woning in kwestie 'op grond van het bepaalde in de Woningwet en het daarop gebaseerde Besluit beheer sociale huursector geen voorafgaande instemming nodig heeft'.
Het Besluit beheer sociale huursector (BBSH) bepaalt onder meer in artikel 11, lid 1:
"De toegelaten instelling is uitsluitend werkzaam op het gebied van de volkshuisvesting".
En in artikel 11 c:
"De toegelaten instelling vervreemdt haar woningen, indien de verkrijger daarvan geen toegelaten instelling is, slechts tegen een prijs van tenminste 90 procent van de waarde van die woningen in het economische verkeer".
In artikel 11 d:
"De toegelaten instelling meldt aan Onze Minister haar voornemen tot het vervreemden van onroerende zaken aan en het op onroerende zaken vestigen van een recht van erfpacht, van opstal of van vruchtgebruik ten behoeve van natuurlijke personen". - Waarom bent u gezien deze bepalingen in het BBSH van mening dat Mitros t.a.v. de verkoop van het pand Brigittenstraat 5 geen voorafgaande instemming nodig had van de Minister van VROM?
- Is de door de burgemeester betaalde koopprijs minimaal 90 procent van de waarde van de woning in het economische verkeer?Zo ja, op welke wijze, wanneer en door wie is die waarde vastgesteld?
Reactie toevoegen