h

Schriftelijke vragen over Stichting Mitros

3 november 2000

Schriftelijke vragen over Stichting Mitros

 

SCHRIFTELIJKE VRAGEN van mr R.F. Ruers

Onderzoek door de SP naar de verkoop van het pand Brigittenstraat 5 en het complex Domstraat 2 c.a. door de Stichting Mitros (voorheen de Stichting Woningbedrijf Utrecht) heeft aangetoond dat in beide gevallen Mitros de verkoop van betreffend onroerend goed in strijd met de Woningwet en het BBSH niet bij de gemeente Utrecht heeft aangemeld. Bovendien is in beide zaken het onroerend goed niet tegen marktconforme prijzen verkocht.

Met betrekking tot de verkoop van complex Domstraat in 1995/1996 is gebleken dat Mitros het complex verkocht heeft voor 2.5 miljoen gulden terwijl het complex op dezelfde dag dat Mitros het complex leverde, zijnde 1 augustus 1996, integraal werd doorverkocht voor 4 miljoen gulden.

Verder werd het complex nog dezelfde dag opgesplitst in vier afzonderlijke panden en in delen doorverkocht, waarbij weer zodanige prijzen werden betaald dat voor het geheel het bedrag van 4 miljoen gulden werd gehaald. Bovendien werden kort daarna afzonderlijke delen weer doorverkocht tegen nog hogere prijzen.

Voor nadere toelichting mag ik, voorzover u nog niet over de onderliggende stukken beschikt, verwijzen naar de website van de SP, waar aanvullende informatie terzake is gepubliceerd (www.sp.nl/utrecht).

Verder onderzoek heeft de SP inmiddels geleerd dat het sinds 1992 staand beleid van Mitros was om bij verkoop van haar bezit, zowel behorend tot het zgn. aangekochte bezit als behorend tot het reguliere woningwetbezit, deze verkoop in strijd met de wet niet bij de gemeente te melden. Daarbij handelde het al gauw om 50 woningen en meer per jaar.

Ik wijs in dat verband op de toelichting op paragraaf 10 van het Besluit Beheer sociale huursector (Stb. 1992,555), handelende over Besluiten van aanmerkelijk belang, die de toegelaten instelling bij de gemeente dienden te melden. De toelichting zegt dat als zodanig zijn aangemerkt 'alle besluiten inzake het verwerven van onroerende zaken, inzake het bezwaren, vervreemden of slopen van onroerende zaken'.

Dit brengt mij tot de volgende vragen:

  1. Bent u het met mij eens dat Mitros de verkoop van het complex Domstraat 2, gezien de Woningwet en het BBSH, zoals die luidden in 1995/1996, had dienen te melden aan de gemeente?
  2. Bent u het met mij eens dat daarbij de door Mitros gehanteerde verkoopprijs van 2.5 miljoen gulden zeker 1.5 miljoen gulden lag onder de marktwaarde van het complex en Mitros daarmee handelde in strijd met de wet?
  3. Bent u het met mij eens dat de woningcorporatie Mitros en dus de huurders van Mitros daardoor zeker 1.5 miljoen gulden aan inkomsten verloren hebben en daardoor het belang van de volkshuisvesting ernstig is geschaad?
  4. Is het juist dat Mitros de verkoop van het complex niet bij het gemeentebestuur heeft aangemeld?
  5. Heeft het college, nadat de verkoop van het complex Domstraat in de openbaarheid kwam, zelf onderzocht waarom de verkoop van het complex niet bij de gemeente was aangemeld?Zo nee, waarom niet?

    Zo ja, wat was daarvan het resultaat? 

  6. Heeft Mitros vóór 18 mei 1998, toen het wettelijk toezicht van de gemeente overging naar VROM, het gemeentebestuur ooit geïnformeerd van haar beleidsopvatting in deze, zowel m.b.t. het zogenaamde aangekochte bezit als m.b.t.het overige bezit van de corporatie?
  7. Is er tussen 1992 en 18 mei 1998 ooit overleg gevoerd door Mitros en de gemeente over het verkoopbeleid van de corporatie en de toepassing van het BBSH ter zake?
  8. Bent u bereid om een onderzoek in te stellen naar de verkoop van al het onroerend goed dat Mitros tussen de privatisering in 1992 en 18 mei 1998 heeft verkocht en de raad daarover te informeren?Zo nee, waarom niet?

Reactie toevoegen

U bent hier