h

DB-BRU schoothondje van minister Peijs

20 november 2005

DB-BRU schoothondje van minister Peijs

Het Dagelijks Bestuur van het BRU gedraagt zich als het schoorhondje van minister Peijs van Verkeer en Waterstaat. Dat blijkt uit de antwoorden van het DB-BRU op vragen van P.Jansen (SP) over de concessieverlening voor het Utrechtse stadsvervoer aan het GVU.
Het DB gaat zonder commentaar mee met de recente brief van Peijs waarin zij eist dat de gemeente Utrecht voor 1 januari 2007 een meerderheid van zijn aandelen in het GVU verkocht moet hebben. Als lokkertje mag het BRU dan nog één periode extra (2009-2012) het stadsvervoer onderhands aan het GVU gunnen.

Jansen zegt in reactie op de antwoorden dat het veelzeggend is dat het DB zo gemakkelijk meegaat in het aanbod van de minister. In het verleden is het BRU altijd fel tegenstander geweest van de aanbesteding van het openbaar vervoer. Dat zou ten koste gaan van de kwaliteit van de dienstverlening aan de reiziger. De SP vindt daarom dat het BRU en de gemeente Utrecht niet moeten wijken voor de chantage uit Den Haag.

Antwoorden dagelijks bestuur BRU op schriftelijke vragen P.Jansen (SP) d.d. 8 november 2005 inzake concessieverlening stadsvervoer Utrecht aan GVU.

Utrecht, 14 november 2005.

1. Klopt het dat minder dan twee maanden voor de ingangsdatum het contract nog niet rond is? Zo ja, wat is hiervoor de verklaring?
Antwoord:
Ja. Op 24 oktober jl. heeft het dagelijks bestuur besloten aan GVU een nieuwe concessie Stadsvervoer Utrecht te verlenen ingaande 1 januari 2006 en eindigende ultimo 2009 onder intrekking van de bestaande concessie die een looptijd heeft tot ultimo 2007. Het definitieve concessiebesluit wordt thans uitgewerkt. Over de hoofdlijnen van de nieuwe concessie was overigens redelijk snel overeenstemming tussen GVU en BRU. Het zetten van de financiele punten heeft vervolgens extra tijd gekost.

2. Kunt u aangeven welke kwaliteitseisen in de nieuwe concessie gewijzigd worden ten opzichte van de aflopende concessie?
Klopt het dat de eis voor het maximaal aantal uitgevallen bussen verruimd wordt van 0,5% naar 1% (dus een verdubbeling van het aantal bussen dat mag uitvallen)?
Zo ja, wat is uw motivatie voor deze verslechtering?
Antwoord: Meer dan in de huidige concessie zullen normen worden vastgelegd t.a.v. verschillende onderwerpen. Informatie aan de reiziger, comfort tijdens de rit en sociale veiligheid zijn hoofdthema’s. In de huidige concessie zijn geen eisen vastgelegd omtrent rituitval. In de nieuwe concessie zal worden vastgelegd dat deze maximaal 1% mag bedragen.

3. Is er door de erkende consumentenorganisatie een advies gegeven over de nieuwe concessie (zie notitie 14 juni 2004)? Zo ja, kunnen wij hiervan een afschrift ontvangen?
Antwoord: Deze brengen op korte termijn advies uit over de met GVU gemaakte afspraken op basis waarvan besloten is concessie te verlenen. Het advies zal worden betrokken bij de formulering van het definitieve concessiebesluit en zal ter kennis worden gebracht van het algemeen bestuur.

4. Zijn de gemeentebesturen betrokken bij de nieuwe concessie (zie notitie 14 juni 2004)? Zo ja, op welke wijze?
Antwoord: De gemeentebesturen van Maarssen en Utrecht worden in deze fase gevraagd advies uit te brengen over de met GVU gemaakte afspraken. Ook dit advies zal worden betrokken bij het formuleren van het definitieve concessiebesluit.

5. Controleert het BRU actief of de concessievoorwaarden worden nageleefd door de vervoerbedrijven in haar werkgebied?
Antwoord: BRU begeleidt de uitvoering van de concessies, controleert actief op het nakomen van de afspraken en schakelt soms externen in voor controles (mystery guest onderzoek bv.). Al;s afspraken structureel niet worden nagekomen worden geconcessioneerde vervoerders hierop aangesproken.

6. Heeft het DB-BRU een positie in de plannen voor de privatisering van het GVU?
Zo ja, welke?
Antwoord: Het al dan niet privatiseren (vervreemden) van het meerderheidsbelang in het GVU is een zaak van de aandeelhouder. De BRU als concessieverlener is slechts in afgeleide zin partij. Indien er voor 1 januari 2007 geen vervreemding door de aandeelhouder plaatsvindt, is het BRU gehouden ook voor het stadsvervoer te komen tot een openbare aanbesteding per 1 januari 2009. Mocht er voor 1 januari 2007 wel sprake zijn van vervreemding, dan bestaat de mogelijkheid dat de concessiehouder, in casu het BRU de periode waarin gewerkt kan worden met een onderhandse aanbesteding van het stadsvervoer te verlengen tot 1 januari 2012. Het dagelijks bestuur heeft al wel besloten om bij “tijdige” vervreemding in principe van deze mogelijkheid (geen verplichting!) gebruikt te zullen maken.

U bent hier