Kosten bovenwettelijke WW-uitkering ambtenaren 153.000 euro
Kosten bovenwettelijke WW-uitkering ambtenaren 153.000 euro
De gemeente Utrecht heeft afgelopen jaar ruim 153.000 euro uitgegeven aan bovenwettelijke WW-uitkeringen. B&W willen niet aangeven welk deel van dit bedrag besteed is aan WW-aanvulling voor hoge ambtenaren. De SP stelde daar onlangs schriftelijke vragen over, naar aanleiding van een bericht in het Financieel Dagblad over de gouden WW-regeling voor hoge ambtenaren.
Schriftelijke vragen SP d.d. 3 november 2005
In het artikel “Beter werkloos als ambtenaar” bericht het Financieel Dagblad van 3 november 2005 over de werkloosheidsuitkeringen bij de (semi-)overheid. Sinds 2001 geldt de werkloosheidswet ook voor ambtenaren. Doel was om te komen tot een harmonisatie van arbeidsvoorwaarden van ambtenaren en werknemers in de marktsector. In de praktijk blijken er nadien bij de verschillende (semi)overheden aanvullende regelingen afgesproken, die riant uitpakken voor hogere ambtenaren met een bruto loon boven EUR 3.647,00 per maand. In de marktsector is de WW gemaximeerd tot 70% van dit loon (EUR 2.553/maand), maar bij de overheid krijgt een ambtenaar met een salaris van EUR 6.000,00 volgens het FD bij werkloosheid 70% van het volle bedrag, ofwel EUR 4.200/maand. Ook de duur van de uitkering zou volgens het FD bij overheden veel langer zijn dan de regeling op grond van de Werkloosheidswet 2001.
De SP-fractie is kritisch over de organisatieopbouw van de gemeente Utrecht, met een steeds hoger aandeel beleidsambtenaren en leidinggevenden en een snel dalend aandeel uitvoerend personeel. De daling van het aandeel uitvoerend personeel is het gevolg van privatisering en outsourcing van gemeentelijke taken. Dat impliceert dat de betreffende taken nu worden uitgevoerd door personeel uit de marktsector, veelal onder slechtere arbeidsvoorwaarden. Belangrijk argument voor het afstoten van taken is het verhogen van de flexibiliteit.
De SP-fractie zou in het kader van de doelstelling “Utrecht in uitvoering” juist willen streven naar een kleine, flexibele gemeentelijke staf en méér gemeentelijke middelen bestemmen voor uitvoerende functies. Dat proces is gediend bij redelijke arbeidsvoorwaarden voor het hogere kader die de mobiliteit stimuleren in plaats van afremmen.
Indicatief is dat de selectieve vacaturestop tot dusver nog geen effect heeft gehad op het aandeel 10+ functies in de formatie.
De SP-fractie heeft naar aanleiding van het artikel de volgende vragen:
1. Wat is de huidige werkloosheidsregeling voor gemeentepersoneel? Op welke punten gaat deze uit boven de Werkloosheidswet 2001? Hoe verhoudt de regeling zich tot de regelingen in de marktsector? Hoe wordt de regeling gefinancierd?
2. Wat is de motivatie voor de bovenwettelijke regeling voor hogere ambtenaren? Waarom zouden hoogopgeleide, goed betaalde ambtenaren een betere werkloosheidsregeling moeten hebben dan personeel in de marktsector?
3. Hoeveel kosten heeft de gemeente Utrecht in 2004 gemaakt voor bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringen aan gemeentepersoneel? Voor hoeveel personen? Hoe is de verdeling van de uitgaven over hoger personeel (schaal 10 en hoger) en de overige medewerkers?
4. Hoeveel ambtenaren in dienst van de gemeente Utrecht staan op dit moment langer dan drie maanden op non-actief zonder dat een reïntegratietraject/herplaatsing dan wel een ontslagprocedure is ingezet?
5. Op welke andere punten wijken de secundaire arbeidsvoorwaarden voor gemeenteambtenaren substantieel af van de marktsector? Hoe werken deze afwijkingen uit voor de hoge en lage loonschalen?
6. Wat is de inzet van het College richting VNG/College voor de Arbeidsvoorwaarden bij de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden op het punt van de harmonisatie met de marktsector?
Antwoord van Burgemeester en Wethouders, verzonden 29 november 2005
1. Op gemeenteambtenaren is de WW van toepassing. Daarnaast geldt een bovenwettelijke regeling. Deze regeling bestaat sinds 1 januari 2001. Toen is, in het kader van de OOW-operatie (overheidspersoneel onder werknemersverzekeringen), de WW van toepassing geworden op ambtenaren. Vóór 2001 hadden ambtenaren in geval van werkloosheid aanspraak op wachtgeld. De WW is een slechtere regeling dan de wachtgeldregeling. Bij de OOW-operatie is afgesproken dat ambtenaren geen nadeel mogen ondervinden van deze operatie. Om die reden is binnen het LOGA (landelijk overleg gemeentelijke arbeidsvoorwaarden), tussen vertegenwoordigers van de vakorganisaties en de sector gemeenten, een systeem van bovenwettelijke regelingen overeengekomen. De bovenwettelijke regeling bestaat uit een aanvullende uitkering en een aansluitende uitkering. De bovenwettelijke regeling is qua hoogte en duur een aanvulling op de WW. De gemeenten zijn eigen risicodrager voor de WW en de bovenwettelijke regeling; de uitkeringen worden uit eigen budget gefinancierd.
2. 3 De bovenwettelijke regeling geldt voor alle ambtenaren die ontslagen worden. Er is geen onderscheid hoger-en lager opgeleid. De kosten van de bovenwettelijke WW bedragen 153.317,00 euro per jaar. De uitkering wordt door UWV betaald aan 35 a 40 medewerkers per jaar. De gemeente Utrecht ontvangt een rekening van het UWV. Op deze rekening wordt geen onderscheid gemaakt naar salarisschaal van de ex-medewerkers.
4. Onder een non-activiteit ligt altijd een rechtspositionele basis en een daarbij behorend traject.
5. Materiële verschillen tussen gemeenteambtenaren en de marktsector bestaan voornamelijk nog bij bovenwettelijke sociale zekerheidsafspraken en functioneel leeftijdsontslag (FLO), maar worden steeds kleiner. Bij loondoorbetaling bij ziekte geldt als uitgangspunt dat voor beide sectoren in totaal maximaal 170% wordt uitbetaald in twee ziektejaren. Bij WAO zijn bovenwettelijke regelingen met aanvulling op WAO nagenoeg gelijk. Voor WW zie onder 1. Herziening FLO is onderdeel van huidige CAO-onderhandelingen.
6. Het college steunt de lijn van het College voor Arbeidszaken (CvA) richting verdergaande harmonisatie van de gemeentelijke arbeidsvoorwaarden met de marktsector. Voor de totale overheid wordt nu de discussie gevoerd over de wenselijkheid van het wel of niet behouden van de ambtelijke status. Deze discussie wordt niet op gemeente of sectoraal niveau gevoerd maar op landelijk niveau.